Boerenzwaluw (Hirundo rustica)

Als je een vogeltje met een diepgespleten staart, een roodbruine keel, een blauwzwart boven- en een roomwit onderlijfje heel behendig een schuur of een stal in en uit ziet vliegen dan weet je zeker dat het de boerenzwaluw is.

IMG_boerenzwaluw

Treuzelen
Een gezegde luidt: Eén zwaluw maakt nog geen zomer. Hoewel de eerste boerenzwaluwen al eind maart te zien zijn, arriveren de meeste boodschappers van de lente hier halverwege april vanuit de overwinteringsgebieden in zuidelijk Afrika. Ze volgen de temperatuurgrens van 8 à 9 graden Celsius in een gelijkmatig tempo van ongeveer tien kilometer per dag. Er is geen tijd om te treuzelen, want de vogels willen het zomervoedsel efficiënt gebruiken en zoveel mogelijk nakomelingen voortbrengen.

Parelend
Je hoort het hele broedzeizoen, vaak al voor zonsopgang, hun parelende liedje, het bekende ‘swiet-swiet’ en een mengsel van aangenaam kristalhelder getwetter en tsilpende tonen, vermengd met rollende trillers, nu en dan afgerond door een typisch geknars. Het mannetje cirkelt zingend boven zijn gekozen nestplaats, die vaak dezelfde is als het jaar daarvoor, om het vrouwtje te lokken.

Metselen
De boerenzwaluw zoekt een plekje onder bruggen of kiest voor (van boven beschutte) balken en richels in boerenschuren. Wil het paartje nieuwbouw dan ‘metselen’ ze samen met vochtige aarde en speeksel brokje voor brokje een kwart bolletje van ongeveer 20 cm breed en 10 cm diep, waaruit aan alle kanten haren, veertjes en stro- en grashalmen naar buiten steken. De binnenkant van de ‘wieg’ is glad en soms voorzien van veertjes. Je kunt ze helpen door tijdens een droge periode een stukje aarde nat te maken om te zorgen dat er modder genoeg is voor de nestbouw.

Ontbijt op bed
In mei legt het wijfje 4-6 eitjes. Ze zijn langwerpig ovaal, wit met verschillende stippen in roodbruin, lila of lichtgrijs. Het uitbroeden doet het vrouwtje hoofdzakelijk alleen. Manlief brengt haar geen ontbijt op bed, dus verlaat ze vrij vaak het nest om zelf haar kostje bij elkaar te vangen. Soms maken de buren gebruik van haar afwezigheid door een ei in haar nest te leggen. Dit ‘koekoek’-gedrag komt vooral voor als verschillende paartjes dicht bij elkaar nestelen.

Insectenballen
Na ongeveer 3 weken steken een aantal koppetjes met schaarse, donzige, lange, grijze haartjes over de rand van het nest. De snavelranden van deze nestblijvers zijn witachtig, maar als ze hun bekjes opensperren zie je een prachtige citroengele binnenkant. Beide ouders krijgen het nu druk met het verzorgen van de jongen. Ze jagen op insecten in de lucht, laag scherend over het water of rondcirkelend met sierlijke bewegingen en snelle, scherpe bochten. Zelfs drinken doen ze vliegend. Als vliegende insecten schaars zijn, pakt de boerenzwaluw soms insecten van bladeren of van de grond. Dikke bromvliegen zijn niet te versmaden, maar hij vangt ook vlinders en andere grote insecten. De insectenballen brengen ze in hun keel naar het nest, waar de jongen luidruchtig hun deel opeisen.

Gekrijs
Waarschijnlijk zijn de ouders het gekrijs van die kleine bedelaars weer snel vergeten want de helft van de broedparen begint in juli/augustus aan een tweede legsel. En weer zien vier jongen na ongeveer twee weken het levenslicht. Na 17-24 dagen verlaten ze het nest, maar in het begin keren de jongen terug om te roesten (rusten). Ze kunnen door de ouders ook in de lucht worden gevoerd en laat geboren jongen worden soms op de trek (van augustus tot begin oktober) naar de Zuidafrikaanse zon nog door de ouders gevoerd.

Verdwijnen
Tijdens de trek verzamelen ze zich dikwijls met andere zwaluwsoorten tot grote zwermen boven moerassen en met riet begroeide meren, waar veel insecten te vinden zijn. Daarom dacht men vroeger dat de boerenzwaluwen in de herfst in de modder van rivieren en plassen verdwenen.

terug