Kleine watersalamander (Triturus vulgaris)

De kleine watersalamander komt in bijna heel Europa voor en is de meest bekende salamander. Ze zijn herkenbaar aan de zwemstaart, zwemvliezen en de dunne en gladde huid. Zij verschillen daarin van hagedissen, die er zonder zwemvliezen en met geschubde huid duidelijk anders uitzien.

watersalamander

Uiterlijk
In het noordelijk deel van zijn verspreidingsgebied bereiken de mannetjes en vrouwtjes een totaallengte van maximaal 110 millimeter. In het zuiden van Europa worden ze slechts 60 tot 90 millimeter lang. De vrouwtjes worden meestal iets groter dan de mannetjes.
Vrouwtjes zijn aan de bovenzijde meestal lichtgelig, zandkleurig of olijfbruin gekleurd. Aan het einde van de waterfase verdwijnen de rugkam, staartzoom en de huidzomen aan de tenen grotendeels. De huid wordt dof, fluweelachtig en waterafstotend. Mannetjes van watersalamanders zijn in de paartijd makkelijk te herkennen aan de kam op hun rug of aan hun felle kleuren.

Actief
In de voortplantingstijd (april-mei) zijn de kleine watersalamanders dag en nacht actief. Als voortplantingswateren dienen vooral kleine vegetatierijke, vaak zonbeschenen en soms ook tijdelijke wateren. De vrouwtjes leggen 200 tot 300 eieren op waterplanten of andere voorwerpen in het water. De larven komen na twee tot drie weken uit de eitjes. Tijdens de landfase zijn ze alleen in regenachtige nachten buiten hun schuilplaats waar te nemen.
Kleine watersalamanders kunnen zich tot 500 meter van het water verwijderen, zelden verder. Na de landfase in de zomermaanden zoekt de kleine watersalamander in de herfst al weer het water op.
Op het land zoekt hij de meest uiteenlopende vochtige en koele schuilplaatsen op, waar hij ook overwintert. Soms overwintert hij echter ook in het water.

Eten
De voedselsamenstelling van gedeeltelijk op het land en gedeeltelijk in het water levende kleine watersalamanders is verschillend en seizoensafhankelijk. In de darmen van larven uit hetzelfde water werden hoofdzakelijk ongewervelden aangetroffen, zoals watervlooien, roeipootkreeftjes en dansmuglarven. De kleine watersalamander zelf wordt ondermeer gegeten door de grotere watersalamander en door vissen. Er zijn zeker 20 Europese vogelsoorten bekend die kleine watersalamanders eten, waaronder de ooievaar en de zwarte ooievaar, reigers, spreeuwen en kippen.

Beschermd
Afweergedrag vertonen kleine watersalamanders door in de dichte vegetatie in het water te vluchten, of in het bodemsubstraat. Als ze worden vastgepakt laten ze een piepend afweergeluid horen.
In geschikte leefgebieden kan de salamander in grote aantallen voorkomen. Voortplantingswateren met 500 tot 1000 exemplaren bestaan, maar worden steeds zeldzamer. De kleine watersalamander is, evenals alle andere inheemse -van nature in Nederland voorkomende- amfibieën, beschermd.

terug