Hondsdraf (Glechoma hederacea)

Dit altijd groene plantje uit de lipbloemenfamilie groeit het beste in de schaduw en wordt ook wel ‘kruip door de tuin’ genoemd. We vinden het echter niet alleen in tuinen, maar ook in weilanden, bermen, ruigten, vochtige loofbossen, onder heggen en langs muren en oevers.

IMG_hondsdraf

Naam
De geslachtsnaam is afgeleid van het Griekse woord ‘Glechom’ en betekent zoiets als ‘Munt’ of ‘Tijm’, dit verwijst naar de familie van de plant. De soortnaam ‘hederacea’ is Latijns voor ‘gelijkend op de Klimop’, en verwijst naar de vorm van de bladeren. In het Engels heet hij ground ivy, grondklimop. Het onderste deel van de stengel is liggend en wortelt op de knopen. Deze uitlopers worden soms langer dan een meter. De verticale bloeistengels, die zich vanuit de uitlopers oprichten, kunnen 30-50 cm hoog worden. De stengel is vierkant en enigszins behaard. De blaadjes, die sterk geuren, vooral bij aanraking, zijn tegenover elkaar staand en rondachtigniervormig met gekartelde bladranden. De bovenkant is glanzend donkergroen, de onderkant is dofgroen tot mat roodachtig. Bij niet te veel zonlicht is hij op zijn mooist.

Bloemen
De blauw-paarse lipbloemen bloeien van maart tot juni. De hoofdbloei valt in april, maar het kruid kan wel doorbloeien tot in september. Bloemen van hondsdraf staan gesteeld met 2-3 in een naar één zijde gekeerde schijnkrans in de oksels van de bladparen. Hondsdraf heeft twee bloeivormen: bloemen met uitsluitend een stamper en bloemen met stamper en meeldraden. Ze worden graag door hommels, bijen, zweefvliegen en vlinders bezocht, die voor de bestuiving zorgen. De kelkbladen zijn bezet met haartjes en vormen samen een kokertje, dit ter bescherming, zodat de vier nootjes die op de bloembodem rijpen, blijven zitten.

(Volks)namen
In de geneeskunst was er in de vroege middeleeuwen een sterke invloed van de christelijke kerk. Sommige geneeskruiden werkten pas als ze op het altaar waren gewijd, andere werden geheel verdoemd. Door deze verandering van geestelijk klimaat werden namen van planten veranderd. Zo kreeg hondsdraf de naam Duivelskandelaar. Dit beschei-den plantje heeft echter nog veel meer (volks)namen, zoals: Aardveil, Blauwe Muur, Donderbloem, Eerdkranske, Eertveldlovere, Galbloem, Hoefijzertje, Kikkerbalsem, Paardevoetje, Weerkruipertje, Weeskindje en Zereogenbloem (Galenus beval het aan bij oogkwalen).
De Engelse naam Alehoof komt nog uit de Middeleeuwen toen de hondsdraf werd gebruikt om bier (Aal) te klaren, vermoedelijk is het hoge kalkgehalte de reden waarom dit werd gebruikt. Hildegard von Bingen paste de plant toe bij borstkwalen en als wondmiddel. Hondsdraf zou zijn naam danken aan het gotische woord ‘gunderaba’, dat wonddrank betekent.

Krans
Vanouds werd het hondsdraf zeer vereerd als heilig kruid van Thor of Donar (Jupiter); in de Germaanse oudheid droeg men er kransen van om het hoofd als men bij plechtigheden in de zomernachten door het bedauwde gras liep. In de tijd van de heksenvervolgingen geloofde men dat je met hondsdraf, die was geplukt tijdens Beltane (Iers voor ‘helder vuur’) of Meiavond (waarin het begin van de zomer werd gevierd), hek-sen kon herkennen, die normaal gesproken onherkenbaar waren. Je moest hondsdraf nog diezelfde nacht tot een krans vlechten en de volgende dag op het hoofd dragen.

Vriend
Dit kruid zou giftig zijn voor paarden, maar wordt een vriend van de oudere medemens genoemd. Het plantje, dat veel vitamine C, looizuur, hars, was, gom, suiker, olie, zouten en zuren bevat, werd vroeger ook door schilders gebruikt tegen loodvergiftiging. Het helpt o.a. bij spijsverteringsmoeilijkheden, tegen een slechte eetlust, bij hoesten (vastzittend slijm) en artritis. De samentrekkende en huidversterkende werking van de looistoffen, maken de huid weerbaar. Als je geprikt wordt door een brandnetel kun je een blaadje hondsdraf zoeken en dat over de zere plek wrijven. Meestal groeit dat plantje wel ergens in de buurt van de brandnetel. Kortom: een kruid om toe te passen en te genieten van zijn schoonheid, dus waarom zou u dit prachtige plantje niet op een schaduwplekje in de tuin flink laten woekeren.

terug