IJsvogel (Alce atthis)

Het ijsvogeltje is maar net even groter dan een huismus. Hij heeft een gedrongen lichaam met een korte staart. De kop is in verhouding tot de rest groot met daaraan een lange puntige snavel. De bovenzijde van de vleugels is glinsterend blauwgroen, de onderzijde is oranje-roestbruin van kleur.

ijsvogeltje

Pijlsnel
Als uitkijkpost -op zoek naar voedsel- gebruikt de ijsvogel meestal een tak boven het water waarvandaan de omgeving wordt afgespeurd. Zo gauw een prooi is ontdekt, duikt hij pijlsnel onder water, om vervolgens weer boven op de tak te belanden. Daar wordt het visje een paar keer flink tegen de tak geslagen totdat het niet meer spartelt. De buit wordt in zijn geheel naar binnen gewerkt met de kop naar voren, waardoor de vinnen of schubben niet bijven steken in de keel. Mocht de ijsvogel de vis niet met zijn snavel kunnen draaien, gooit hij hem eerst in de lucht.

Braakballen
Ook waterinsecten, kikkervisjes en kreeftachtigen staan op het menu. Het voedsel moet uit helder, liefst stromend water komen. Omdat niet alle verorberde prooien worden verteerd in het spijsverteringsstelsel worden de resten uitgebraakt in de vorm van ovale braakballen. Ze bestaan uit visgraten, schubben en slijm en vallen snel uiteen. De ballen zijn vaak groot in verhouding tot het vogeltje zelf.

Honger
Als ze te weinig kunnen eten nemen de vetreserves af bij het in normale omstandigheden 36-42 gram wegende vogeltje. De stuitklier waarmee ze de veren waterdicht houden werkt dan minder goed, waardoor de veren teveel water opnemen bij een duik in het koude water. Dit alles heeft tot gevolg dat ze massaal de hongerdood sterven. De laatste strenge winter was die van 95/96. De ijsvogel heeft jaren nodig gehad om weer in aantal toe te nemen. In 2002 waren er naar schatting in Nederland 700 broedparen.

Bidden
De broedtijd van ijsvogels loopt van april tot juli. Geschikte plekken voor een nest zijn steile leemachtige of zandige wanden, in de meeste gevallen boven stromend water. Er moet voldoende voedsel te vinden zijn en de omgeving van het nest moet rustig zijn. Wanneer ze een goede plek hebben gevonden hangen ze, om een begin te maken, ’biddend’ voor de wand, al pikkend in het zand. Zo ontstaat een gat waar ze op een gegeven moment in kunnen kruipen. Er wordt om beurten gewerkt. De nesttunnel kan tot een meter diep zijn en is aan het einde iets oplopend. Er wordt geen stoffering aangebracht.

Balts
Na de bouw van het nest volgt de balts, waarbij het mannetje een visje aanbiedt aan het vrouwtje. De balts wordt meestal vergezeld door veel geroep. Zodra het vrouwtje de vis heeft geaccepteerd en opgegeten volgt de paring. Het vrouwtje legt 6-7 eieren die 21 dagen worden bebroed door de aanstaande ouders. De jongen moeten zo’n 25 dagen worden gevoerd en nog enkele dagen als ze het nest al verlaten hebben. Er kunnen twee legsels worden grootgebracht.
Vijanden van de ijsvogels zijn o.a. hermelijn, bunzing en vos. Zij graven met gemak een nest met jongen op, zeker als dit vlak onder het maaiveld ligt. In één klap kan zo het hele legsel verdwijnen.

Kleur
Hoewel de naam doet vermoeden dat het een sterke vogel is die goed tegen kou en vorst bestand is, is dat geenszins het geval. De kleur van zijn rug (blauw-groen met een metaalachtige schijn) is waarschijnlijk verantwoordelijk voor de naam van het beestje. Deze is namelijk afkomstig van de Germaanse naam: Eisenvogel. Dit betekent zoiets als ‘ijzervogel’, maar is uiteindelijk verbasterd tot ‘ijsvogel’. In Frankrijk wordt hij Martin-pêcheur genoemd en in Engeland King-fisher; een zeer toepasselijke naam voor dit prachtige, bijna tropisch uitziende vogeltje.

Legende
De ijsvogel speelt een rol in verscheidene legendes. Zo zou de ijsvogel aan zijn kleuren zijn gekomen nadat hij de ark van Noach had verlaten. De volgens het verhaal oorspronkelijk grijze vogel zou een rode buik hebben gekregen van de ondergaande zon en een blauwe rug van de hemel. In China gold de ijsvogel als het symbool van huwelijkstrouw.

terug