Een spin die we in de herfst veelvuldig zien is de kruisspin. Op het achterlijf zien we witte vlekjes die een kruis vormen. De kruisspin is erg variabel van kleur, van bleek geelbruin tot bruinrood en bijna zwart. Vrouwtje (zonder poten) tot 17 mm, mannetje tot 9 mm. Je vindt ze in tuinen, bossen, heidevelden en tegen gebouwen.
Gevoel
Spinnen behoren tot de diergroep van de geleedpotigen, waaronder ook de insecten, duizend- en miljoenpoten en de kreeftachtigen (bijv. pissebedden) vallen, de klasse is Arachnidae.
Spinnen hebben een uitwendig skelet van chitine. De stevigheid zit dus aan de buitenkant. Door regelmatig te vervellen, kunnen ze uitgroeien tot volwassen exemplaren. Een spinnenlichaam bestaat uit twee delen: het kopborststuk en het achterlijf. Aan het kopborststuk zien we onder andere acht ogen, de palpen (kaaktasters) en de acht poten. Het lichaam en de poten zijn flink behaard. Spinnen zijn vrij kortzichtig, ze gaan veelal op hun gevoel af. De haren maken deel uit van het zenuwstelsel. Ze kunnen er trillingen en luchtstromingen mee waarnemen.
Wielweb
Kruisspinnen maken verticale wielwebben die tot 40 cm doorsnee kunnen zijn. Soms zit de spin midden in het web, maar vaker een eindje ervandaan, verbonden met een signaaldraad. Het web dient voor het vangen van voedsel. Het is erg sterk, langpootmuggen, honingbijen en zelfs libellen kunnen ermee gevangen worden. Het web moet na zo’n vangst wel gerepareerd worden, hetgeen de spin zo geklaard heeft. De spin merkt door trillingen van het web dat er iets in zit. Als de prooi rustiger wordt, gaat hij er op af. Hij verlamt de prooi met wat gif en verpakt het in spinsel. Vervolgens wordt de prooi gekauwd en gemengd met verterend sap. Wat overblijft zijn meestal onherkenbare resten, soms zie je wat pootjes die in het web zijn achtergebleven.
Kleefstof
Spinnen hebben meerdere spintepels aan de achteronderkant van het achterlijf. De spindraden die hier uitkomen bestaan uit eiwitten die, zo gauw ze aan de buitenlucht worden blootgesteld, verharden. De spin brengt ook kleefstof aan op het web, zodat de beestjes die erin vliegen niet gemakkelijk kunnen ontsnappen. De signaaldraad waar hij zelf overheen moet is niet kleverig.
Voorzichtig
Het paringsritueel is nogal omslachtig bij kruisspinnen. Het mannetje moet voorzichtig te werk gaan om het vrouwtje te behagen. Eén foute beweging en hij wordt opgegeten nog voordat er gepaard is. De eitjes worden in een bolle cocon op een beschutte plek bevestigd. Het vrouwtje blijft erbij tot ze laat in de herfst sterft. In mei van het volgend jaar komen de eitjes uit. De spinnetjes blijven een tijdje bij elkaar in een pluizige bal die ’explodeert’ bij verstoring.
Mythe
In Engeland wordt de kruisspin Diadem spider, Cross spider of Garden spider genoemd. In Frankrijk Epeire diadème, Araignée portecroix en Epeire des jardins en in Duitsland Gartenkreuzspinne.
In de Griekse mythologie spelen spinnen een opvallende rol. Een daarvan gaat over Arachne, een Lydisch meisje dat van de godin Athene weven had geleerd. Ze waagde het haar meesteres tot een wedstrijd uit te dagen. Omdat Arachne’s werkstuk mooier was dan dat van Athene, veranderde Athene haar uit woede in een spin. Vanuit deze mythe is de naam van de spinachtigen afgeleid.
Bijgeloof en volksgeneeskunde
De spin staat symbool voor gevaar, giftigheid en boosheid. Maar kleine spinnen zouden geluk brengen; het tijdstip waarop een spin wordt gezien, speelt daarbij een belangrijke rol. Een spin die naar beneden kruipt in zijn web is een goed voorteken, maar als hij omhoog kruipt is er ongeluk op komst. De achtpotige spin brengt welvaart. In de volksgeneeskunde werd een walnoot met een kruisspin erin als amulet tegen koorts gedragen.