Oranjetipje (Anthocharis cardamines)

Oranje boven! Leve het… Oranjetipje. Voor wie het koningshuis een warm hart toedraagt, is het extra leuk om in de maand april de eerste Oranjetipjes te zien rondvliegen, want in het vroege voorjaar, zo begin april, kun je ze al waarnemen.

oranjetipje

Opvallende verschijning
Het Oranjetipje behoort tot de dagvlinders en de vliegtijd van deze soort duurt tot in juni. De vlinder is familie van de witjes en het zijn vooral de wijfjes die tijdens de vlucht niet makkelijk te onderscheiden zijn van het klein koolwitje of klein geaderd witje. De mannetjes komen na de overwintering als eerste uit de pop en zijn met hun oranje vleugeltippen een opvallende verschijning. De vleugeltippen van de wijfjes zijn zwart. De onderkant van de vleugels met een spanwijdte van 35-45 mm. toont een groengevlekte, als het ware gemarmerde tekening die een goede camouflage vormt.

Natuurbeheer
Oranjetipjes komen voor in het oosten en zuidoosten van Nederland en in geheel België. Het verspreidingsgebied loopt van Schotland naar het zuiden. Ze komen in geheel West-Europa algemeen voor op graslanden en in bermen langs bosranden. De soort is niet bedreigd maar er zijn wel knelpunten aanwezig in de vorm van verdroging en vermesting door de schaalvergroting van de landbouw waardoor de waardplanten uit de hooilanden en bosranden verdwijnen. Als de hooilanden jaarlijks tot aan de bosranden gemaaid worden, zal een groot deel van de overwinterende poppen samen met het maaisel verwijderd worden. Om dit te voorkomen is het van belang dat er een geschikt natuurbeheer is dat er voor zorgt dat de waardplanten behouden blijven in de hooilanden en de bosranden. Dit kan onder andere door gefaseerd te maaien (dus met beleid), zodat de waardplanten gespaard kunnen worden voor de afzetting van de eitjes en de poppen kunnen overwinteren in de bosranden.

Voedselplanten
De waardplanten, ook wel voedselplanten genoemd, waarop het Oranjetipje haar eitjes afzet zijn look-zon-der-look, pinksterbloem, (tuin)judaspenning en veldkers.
Ze staan meestal in de volle zon, in of vlakbij de bosrand of aan de rand van een breed bospad op plaatsen waar de luchtvochtigheid vrij hoog is. Aan het begin van de vliegtijd worden vooral eitjes afgezet op de al bloeiende pinksterbloemen en pas later wordt ook look-zonder-look belegd. Per plant legt het wijfje meestal maar één eitje en ze besteedt dan ook veel tijd aan het uitzoeken van geschikte planten. Het flesvormige eitje is eerst licht van kleur, later oranje. Terwijl het wijfje behoorlijk ‘honkvast’ is, en alleen het leefgebied verlaat als alle geschikte bloemhoofdjes belegd zijn, besteedt het mannetje veel tijd aan het rondvliegen op zoek naar wijfjes en het inspecteren van alle witte objecten die hij tijdens zijn vlucht tegenkomt.

Stekel
De groene rups heeft over het hele lichaam kleine zwarte stippen. De jonge rupsen eten aanvankelijk van de bloemen van de waardplant, later van de vruchten. Vijanden van de rupsen zijn sluipwespen en sluipvliegen. Op pinksterbloemen hebben de rupsen echter minder last van deze beestjes dan op andere planten. Als de rups volgroeid is, verlaat ze de waardplant en zoekt in de onmiddellijke omgeving een beschutte plek op om te gaan verpoppen (vaak een ruige bosrand). Als de rups verpopt is lijkt de pop sprekend op een stekel en is goed gecamoufleerd.

terug