Pad (Bufo bufo)

Elk jaar in februari-maart komt de paddentrek weer op gang. Het tijdstip van trekken is afhankelijk van het weer en de hormoonhuishouding van de dieren. Zodra het boven de 5ºC komt, er een hoge luchtvochtigheid is, of als het regent, is er dan ook geen houden meer aan.

pad

Meetorsen
Padden zijn na 3 jaar geslachtsrijp. De koudbloedigen verlaten massaal hun winterverblijven om af te reizen naar hun geboorteplaats. Tijdens de trek zie je soms dat een amoureus mannetje al een vrouwtje te pakken heeft voordat hij het water bereikt heeft. Veel padden bereiken nooit de eindbestemming, simpelweg omdat ze overreden worden door voorbijrazende auto’s. Gelukkig worden de beestjes op veel plaatsen een handje geholpen door de aanwezigheid van tunnels, paddenschermen en vrijwillgers die ze overzetten. Ook is er de laatste jaren meer aandacht voor herstel en aanleg van geschikte biotopen.

Paarkussentjes
Eenmaal aangekomen bij het water zal een mannetje een vrouwtje met kleine sprongetjes benaderen en proberen te beklimmen. Mannetjes springen alleen in de paartijd. Als het vrouwtje paarbereid is zal ze dat laten merken door mee te werken aan de omklemming. Het mannetje heeft, tijdens de paartijd donker gekleurde paarkussentjes op de duimen van zijn voorpoten, waarmee hij zich vastklemt in de oksels van het vrouwtje. Uit deze knobbels komt een kleverige afscheiding die dient om de greep van het mannetje te verstevigen. Deze karakteristieke omklemming, de zogenaamde amplexus, is de stimulerende prikkel om tot eiafzetting te komen.

Snoeren
Op het moment dat de eicellen het lichaam verlaten, laat het mannetje zijn spermacellen los. We noemen dat uitwendige bevruchting. Er worden zo’n 4000 eieren afgezet, in twee lange snoeren. Tijdens het eieren leggen zwemt het paartje tussen de vegetatie door, waaraan de eisnoeren zich hechten. Na de eiafzetting verlaten pa en ma het water om zich opnieuw in te graven om in mei opnieuw te ontwaken, waarna ze naar hun zomerverblijven gaan. De eitjes worden in die tijd aan hun lot overgelaten.

Dikkopjes
Na het uitkomen verschijnen er kikkervisjes, ook dikkopjes of donderkopjes genoemd. Tijdens de gedaanteverwisseling die ze ondergaan zijn ze heel kwetsbaar. Ze worden dan ook belaagd door allerlei in het water levende insecten en vissen. Ze verlaten in juni het water als de voorpootjes zich hebben ontwikkeld en de staart is verdwenen en zijn dan iets meer dan 1 cm groot. Hun voedsel bestaat o.a. uit springstaarten, mijten en mieren. Ze groeien dan nog een tijd door; mannetjes worden 5-8 en vrouwtjes 8-11cm.

Kleverig
Hoewel bij padden de huidademhaling minder belangrijk is dan bij kikkers, moeten ze toch oppassen voor uitdroging. Padden vangen hun prooien met hun lange ‘kameleontong’ die ze enkele centimeters buiten de bek kunnen steken. Deze tong is kleverig door slijmproducerende klieren op de tong; de prooi blijft hieraan kleven. Ze eten o.a. pissebedden, slakken, wormen, spinnen, oorwormen en duizend- en miljoenpoten, die ze in zijn geheel doorslikken.

Branderig
Padden zien er nogal ‘wrattig’ uit. Sommige van deze ‘wratten’ zijn klieren. Vlak achter de ogen zit bijvoorbeeld zo’n klier waaruit een wittige substantie wordt afgescheiden. Dit is om de vijand te weren; het geeft een branderig gevoel op het mondslijmvlies. Geduchte vijanden zijn de bunzing, bruine rat, wespendief, buizerd en bosuil. Padden kunnen 10-12 jaar worden.

Padvriendelijk
In zo’n beetje iedere ‘padvriendelijke’ tuin (niet alle ‘rommel’ wegharken èn er moet voldoende te eten zijn) vind je in de zomer wel een pad, ze leven dan solitair. Hun woongebied is 50 – 150 meter in doorsnee. Je kunt hun komst een handje helpen door voor voldoende schuilplekjes voor overdag te zorgen (stapeltjes hout, takken, een bladerhoop of een stapeltje stenen of tegels).

terug