Ringslang (Natrix natrix)

De slang heeft zijn naam te danken aan de opvallende vlekken achter de kop, die met enige fantasie een ring vormen of een halsbandje. Hierdoor is de slang gemakkelijk te onderscheiden van de andere inheemse slangen.

ringslang

Uiterlijk
De kleur van de ring varieert van dier tot dier en kan wit, grijsgeel, geel tot oranje zijn. De kleur van de rug en flanken varieert van olijfgroen, via bruin, tot grijs. De flanken zijn vaak bedekt met zwarte streepjes of stippen. De buik is wit tot geel en bedekt een vlekkenpatroon dat voor ieder individu uniek is. Pas geboren ringslangetjes zijn maar 14-21 cm lang, maar lijken verder sprekend op volwassen exemplaren. Vrouwtjes bereiken een lengte van 110 cm, soms zelfs 120 cm, mannetjes worden niet langer dan zo’n 85 cm.

Verdediging
De ringslang is niet giftig. Hij bijt zelden of nooit als hij gevangen wordt. De kleine, naar achteren staande tandjes zijn alleen maar geschikt om een gladde prooi als bijvoorbeeld een kikker mee vast te houden. Toch is het dier uitstekend in staat zich te verdedigen. Als de slang wordt gevangen dan zal het dier zich in allerlei bochten wringen om te ontsnappen. Mocht dat niet lukken dan is de slang in staat om zijn anale klieren te ledigen, waarvan de stank doet denken aan een combinatie van knoflook en rotte eieren en die lange tijd aan handen en kleding blijft hangen. Een andere tactiek bij gevaar is dat de slang zich dood houdt.

Voortplanting
De ringslang overwintert van oktober tot maart in de grond, onder planten, boomstronken, holle bomen of stenen. Na het ontwaken verleidt het mannetje het vrouwtje door zijn ruwe keel tegen haar lichaam aan te wrijven. Als het vrouwtje bereid is, winden de slangen zich om elkaar heen en paren ze. De ringslang laat haar eieren in het lichaam niet volledig ontwikkelen tot jongen. Na ongeveer twee maanden (in juni/juli) legt het vrouwtje maximaal 30 witte eieren op een beschutte plaats onder mosplakkaten, in holle en vermolmde boomstronken, onder hopen houtsnippers en in mest- en composthopen. Voorwaarde is dat de dieren er gemakkelijk in kunnen komen, er moet ruimte zijn om een groot aantal eieren af te zetten en het moet vochtig zijn zodat er broei in kan ontstaan. Slangen kennen geen broedzorg. Zodra het vrouwtje haar eieren heeft afgezet dan is haar klus daarmee geklaard en laat ze het uitbroeden verder over aan de natuur. Na één tot twee maanden (afhankelijk van de temperatuur) komen de jongen uit het ei.

Leefgebied
Een leefgebied voor Ringslangen moet aan ten minste drie functies voldoen: Ringslangen moeten er kunnen overwinteren, foerageren en eieren uit laten komen. De plekken waar dat gebeurt moeten met elkaar verbonden zijn door een netwerk van geschikte trekwegen. Het blijkt dat landgoederen vaak prima leefgebieden kunnen zijn door de combinatie van loofbos, tuin, grasland en vijvers, met de erbij behorende elementen zoals bladhopen, houtstapels, hagen, oude gebouwen, stenen muurtjes e.d..

Menu
Het menu van de ringslang is gevarieerd. Hij jaagt in moerassen, natte graslanden, laagveengebieden en broekbossen. Niet alleen kikkers maar ook kikkervisjes, salamanders en padden worden gegeten. Daarnaast worden vissen, muizen, vogeltjes en hagedissen als prooidieren genoemd . De prooidieren worden meestal levend verslonden. De slang geeft ook een slijmerige afscheiding af die voor sommige kleine dieren dodelijk is. Deze afscheiding is voor de mens onschadelijk. Naaktslakken, wormen, insecten en insectenlarven worden vooral door jongere ringslangen gegeten.

Overleven
Vooral bij een te natte, koele zomer sterven er veel jonge ringslangen al in het ei. Bovenop de broeihopen waarin meerdere legsels vaak tegelijkertijd uitkomen, laat de blauwe reiger zich ook niet onbetuigd. Het zijn overigens niet alleen jonge dieren die vroegtijdig sneuvelen. In het verkeer vallen nogal wat volwassen slachtoffers.
Ringslangen zijn erg beweeglijk en kunnen per dag flinke afstanden afleggen.
Als hij gestoord wordt, vlucht hij het water in, hij kan namelijk uitstekend zwemmen en kan wel 20 minuten onder water blijven. Belangrijk is dat er voldoende schuilplaatsen bij het water zijn en plaatsen om te zonnen. Ringslangen kunnen ouder worden dan negen jaar, hoe oud precies is niet bekend.

terug