Een blauwachtig groene, middelhoge bosplant, licht gebogen en gracieus heen
en weer wiegend op de wind. In de voorzomer bloeiend met klokvormige,
groenwitte bloempjes.
Zegel
De Salomonszegel vormt een witte, op de knopen verdikte wortelstok (rizoom). Zijn naam dankt de plant dan ook aan de wortelstok. Zijn Latijnse naam Polygonatum is afgeleid van het Griekse polys, veel en gony, knoop. (De toevoeging multiflorum = met veel bloemen). Elk jaar valt de oude stengel van de wortelstok af en het volgende jaar wordt op de verlenging van de wortelstok een nieuwe stengel gevormd. Door de talrijke vaatbundels in de verdikte knoop lijkt de plaats waar de stengel is afgevallen op een zegel. Koning Salomo zou deze plant gebruikt hebben om de rotsen te laten
springen, die hij nodig had voor de bouw van de tempel. Uit dankbaarheid hiervoor zou hij zijn zegel op de wortel gedrukt hebben.
Giftig
Gewone salomonszegel heeft ook veel volksnamen: Jacobsladdertje, Dalkruid, Slangeblaan, Adderkruid, Fonteinkruid, Valsche lelietjes, Zeug met biggen. De laatste volksnaam wordt duidelijk als je de plant in mei en juni ziet bloeien. De hangende, witte bloemen met een lichtgroen randje verspreiden een lelieachtige geur die vooral hommels lokt. De onderste bloemen vormen trossen van twee tot zes, de bovenste groeien in paren of staan alleen. De blauwachtig groene bladeren staan in twee rijen. Ze zijn eirond tot langwerpig en staan schuin omhoog. Ze hebben een zeer korte, steelachtige voet. De onderkant is naar buiten gekeerd. In de zomer verschijnen de (groene) vruchten, die rijp zijn vanaf half augustus tot half september. De vogels zijn gek op de zeer giftige, zoet smakende blauwzwarte bes en zorgen zo voor verspreiding van de plant.
Standplaats
De plant komt in heel Europa voor (met uitzondering van het noordoosten en het zuidwesten) op vochtige, matig voedselrijke grond op open plekken in het bos, langs bosranden, houtwallen, schaduwrijke slootkanten en op duinhellingen. In Nederland is hij vrij algemeen in Zuid- Limburg, in het oosten en midden van het land en in het aangrenzende rivierengebied, vrij zeldzaam in de Hollandse binnenduinrand, elders zeer zeldzaam. Salomonszegel is nauw verwant aan Asperge en Lelietje-der-dalen. De plant is waardplant voor Phymatocera aterrima, een echte bladwesp, die geen officiële
Nederlandse naam heeft.
Heilzaam
Medicinale eigenschappen van bepaalde plantensoorten worden vaak toegeschreven aan de verschijningsvorm. Het is dan ook niet verwonderlijk dat men Salomonszegel
met zijn gebogen bloemstengels associeert met een wervelkolom en dus met een heilzame werking op allerlei rugklachten. Salomonszegel werd vooral voor uitwendig
gebruik geadviseerd om kneuzingen te genezen, maar het was ook populair om sproeten en vlekken te verwijderen. De Italiaanse arts Matthiolus vermeldt een schoonheidsmiddel als gezichtslotion, waarmee de dames aangezichtsschurft,
sproeten en zonnebruin van het gelaat konden verwijderen, want bruin was toen niet in de mode. ‘ Met het overgehaalde water beelden zich de vrouwen in, dat zij daar blank van worden’.
Toverkracht
Van Salomonszegel werd in de oude geneeskunde de wortelstok toegepast om open wonden te dichten en gebroken botten aan elkaar te hechten. Ook als amulet gebruikte men de wortel. Men groef op St. Jansdag (24 juni) de Salomonszegel uit. De wortel werd tot een amulet gesneden in de vorm van een klein klimopblad zonder steel. Als men
het altijd bij zich droeg zou het geluk en voorspoed aanbrengen. Door de toverkracht
van de wortel was de bezitter er van in staat om deuren en sloten te openen; verborgen schatten te vinden; pijnloos tanden te trekken; banden en boeien te verbreken en meisjesharten te openen. Alhoewel de Salomonszegel in de meeste kruidenboeken vermeld staat als een giftige plant, zijn het vooral de bessen die giftig zijn en heftig braken en diarree veroorzaken. Maar ook met andere delen van de plant moet je wel voorzichtig zijn. In de moderne volksgeneeskunde wordt de wortelstok nog steeds toegepast; de gestampte wortel wordt in de vorm van papjes of aftreksels gebruikt op kneuzingen, schaafwonden en fijt. Misschien kunnen we, net zoals vroeger, de wortelstok als amulet dragen of in onze rechter broekzak stoppen, ‘want wie haar in den
rechterzak draagt, kan door stoot noch schot gewond worden’.