De Sint-jacobsvlinder, een dagactieve nachtvlinder uit de familie van de spinneruilen (beervlinders), is een kleine vlinder met 3-4 cm spanwijdte van de vleugels. Een opvallende verschijning door de zwarte voorvleugel met twee rode stippen langs de achterrand en zowel langs de voor- als langs de binnenrand een rode streep. De achtervleugel is rood met zwarte randen.
Oneetbaar
Jacobskruiskruid is giftig. De zwart-geel gestreepte rups (zebrarups) van de Sint-Jacobsvlinder maakt gebruik van deze gifstoffen om hem voor zijn vijanden oneetbaar te maken. Als hij later tot vlinder verpopt neemt hij deze stoffen in geconcentreerde vorm over, waardoor hij ook als vlinder door vrijwel alle roofdieren met rust worden gelaten. Ze zijn daardoor vrij zorgeloos en je kunt ze als een van de weinige vlinders vaak gewoon met de hand oppakken.
Voorkomen
De soort heeft zich de afgelopen 30 jaar uitgebreid en komt nu in een groot deel van het land voor. In Friesland en Noord-Holland is de vlinder wat minder wijd verbreid. Je vindt hem vooral in de duinen, op zandgronden en heiden; ook andere open plaatsen zoals bosranden, moerasachtige gebieden en tuinen. De vlinder komt niet alleen in Nederland, België en de rest van Europa voor, maar ook in West- en Centraal-Azië. Hij is ingevoerd in Nieuw-Zeeland, Australië en Noord-Amerika om daar Jacobskruiskruid te bestrijden.
Vliegtijd
De vlinders vliegen van begin april tot half augustus in één generatie. De rupsentijd is van begin juni tot begin september. De eieren worden in grote pakketten gelegd op de onderkant van de bladeren van kruiskruiden. De in grote groepen levende zwart-geel gestreepte rupsen (zebrarups), eten de giftige plant volledig kaal. Ze eten zeer veel, de vlinder eet nooit omdat de roltong ontbreekt.
Na het rupsenstadium verpopt de rups in een spinsel op of in de grond. De poppen overwinteren in het spinsel. De periode waarin de vlinders uitkomen is vrij lang, zodat vlinders en rupsen tegelijkertijd kunnen voorkomen.