Veenmol (Gryllotalpa gryllotalpa)

De veenmol is geen mol, maar een insect van 4 à 5 cm. Hij is verwant aan de
krekels. Overigens zijn krekels en veenmollen geen familie van elkaar. De
veenmol behoort tot de orde van de Orthoptera, de rechtvleugeligen.

veenmol

Verspreiding
De naam zegt het eigenlijk al. Het beestje houdt van zo zacht mogelijke grond. De voorkeur van de veenmol voor vochtige veenbodems is dus goed te verklaren: het dier verplaatst zich immers gemakkelijker door een natte bodem dan door droge, harde grond. Dicht bij het water is ideaal. Eten, slapen, voortplanting en de jongen verzorgen: alles gebeurt in totale duisternis. Toch leven veenmollen niet extreem diep onder de grond, want hun gangen zitten maar enkele centimeters onder de oppervlakte.
In het westen van Nederland, met name in Zuid-Holland en Zeeland, is de veenmol vrij algemeen. Elders is het een zeldzame soort, die op veel plaatsen verdwenen is en daarom op de Rode Lijst staat in de categorie ‘kwetsbaar’. De voornaamste bedreiging voor de veenmol is verdroging van zijn leefgebieden. Ook is de soort gevoelig voor het gebruik van insecticiden.

Middeleeuwen
Johannes Goedaert (1617-1668), een bekende Nederlandse landschaps- en vlinderschil der, omschreef de veenmol al in 1660 als ‘veemol’ in zijn boek Metamorphosis Naturalis. Volgens verhalen uit de Middeleeuwen speelden kinderen al graag met deze dieren. Net als van meikevers, wist toen iedereen dat ze niet kunnen bijten. Over de verspreiding van de veenmol in het verleden is nagenoeg niets bekend, aangezien er geen fossielen van het dier zijn gevonden.

Uiterlijk
Het bruinrode tot geelachtige insect is een vreemde verschijning. Een volwassen
exemplaar heeft gepantserde schouders een buitensporig grote kop, fluweelachtige
haartjes op kop en halsschild en tot graafschoppen omgebouwde voorpoten. Aan zijn achterlijf zitten nog eens twee vervaarlijk uitziende uitsteeksels, die overigens alleen een tastfunctie hebben. Een veenmol loopt namelijk net zo gemakkelijk achteruit als vooruit en met debehaarde uitsteeksels kan hij ‘zien’ waar hij loopt. Op zijn kop zitten twee sprieten voor reuk, tast en smaak. De voorvleugels zijn kort maar de achtervleugels zijn goed ontwikkeld en liggen opgekruld tegen het achterlijf. Ze hebben een onhandige korte vlucht en worden weinig vliegend waargenomen. De veenmol is ook een uitstekend zwemmer.

Schadelijk?
De veenmol is zowel een schadelijk als een nuttig insect. Hij eet voornamelijk insecten en andere kleine bodemdieren o.a. ritnaalden, engerlingen, rupsen en vlinderpoppen; oorwormen, regenwormen, kevers e.d. Met zijn gegraaf woelt hij ook jonge plantjes om en knaagt aan het wortelgestel van planten. Dat kan plaatselijk nogal wat schade bij (volks)- tuinders opleveren. Bij gebrek aan dierlijk voedsel kunnen veenmollen in kannibalistisch gedrag vervallen en elkaar opeten.
Natuurlijke vijanden van de veenmol zijn: katten, uilen, kraaien, reigers, vossen, egels, mollen, spitsmuizen en loopkevers.

Zingen
Volwassen veenmollen komen in april tevoorschijn uit hun winterslaap. Van mei tot en met juni houden de mannetjes in de schemering vanuit een holletje een zogenaamde baltszang. Het holletje, dat als klankkast fungeert, versterkt het geluid. Het is een aanhoudend gesnor, dat ontstaat door beweging van de dekvleugels. Het veroorzaakt zowel hoge als lage tonen. In het holletje vindt ook de paring plaats.
Het vrouwtje graaft een apart nesthol, acht tot tien cm onder de grond. Ze heeft geen legboor (een buis waarmee een insect een gat boort op de plaats waar het eitjes wil deponeren). Zij legt haar eitjes, 200 tot 300, samen zo groot als een kippenei, los in de nestkamer. Ze drukt de wanden van het 10 cm grote nesthol aan en graaft ringgangen en afwateringstunnels. De eitjes hebben zonnewarmte nodig om goed te groeien. Bovengronds knaagt ze daarom alle planten weg zodat de zon het nest kan opwarmen.
Afhankelijk van het weer komen na 10 tot 45 dagen de jongen uit het ei. Het vrouwtje likt de eitjes schoon om schimmel te voorkomen. Ze bewaakt de nymfen tot ze 2 tot 3 weken oud zijn. In het nest eten ze humus en wortels die vrijkomen als de moeder de nestholte schoonmaakt. Na ongeveer een maand verlaten de jonge veenmollen het nest en gaan op zoek naar een eigen territorium, waar zij direct beginnen met het graven van een eigen gangenstelsel. Nymfen zien er uit als volwassen veenmollen in het klein. Wanneer een nymf groeit, moet hij vervellen. Er zijn tien van deze vervellingen nodig voordat de nymf volwassen is en dit duurt ongeveer 500 dagen (anderhalf tot tweeënhalf jaar). Pas na hun tweede winter zijn veenmollen volwassen en geslachtsrijp. Ze leven 70 – 600 dagen. Gedurende dit korte leven brengt een veenmol 250 – 350 nakomelingen voort. Van eind juli tot augustus zoeken veenmollen een overwinteringsplekje in een verticaal gegraven gang, waar ze als bijna ‘versteend’ hun winterslaap houden.

terug