Het winterkoninkje is één van onze kleinste vogeltjes en weegt slechts 9 gram. Het is een compact, bruin gekleurd vogeltje, met donkere dwarsstrepen, een kort opgewipt staartje en een spits snaveltje dat iets naar beneden is gebogen.
Scharrelen
Hij beweegt zich hyperactief en zijn manier van bewegen op de grond doet dan ook denken aan een muis. Op de grond zoekt hij al scharrelend zijn kostje bij elkaar. Dat zijn o.a. insecten, insectenlarven, kleine wormen en spinnen. Ook struiken worden door het vogeltje actief afgezocht op voedsel.
Lieflijk
De winterkoning is niet erg kieskeurig wat zijn broedplaats betreft, hoewel de broeddichtheden plaatselijk nogal kunnen verschillen. Je vindt hem in bossen en parken met veel ruige ondergroei. Maar ook bij boerenerven, in heggen en knotbomen. Het nest wordt gebouwd in oude boomholten, in gebruikte vogelnesten, in klimop, struiken en takkenhopen. Maar ook op de meest vreemde plaatsen zoals in onbruik geraakte machines, in lege blikken, in oude kleding, jute zakken en op weggehangen tuinslangen in een schuurtje kun je het lieflijke nestje vinden. Het is bolvormig met een zijopening en gemaakt van wat er op dat moment voorradig is; takjes, mos, korstmos, oud loof en varenloof. Van binnen is het gestoffeerd met veertjes, haren (van honden en paarden bijvoorbeeld) en plantenpluis.
Kiezen
Het mannetje maakt meerdere nesten waaruit het vrouwtje een keuze maakt om haar eitjes in te leggen. Dat zijn 5-7 witte eitjes met roodbruine vlekjes. De eitjes die ongeveer 16 x 12 mm zijn worden door het vrouwtje in ongeveer 15 dagen uitgebroed. Daarna voeren pa en ma de jonkies, waar ze ruim twee weken mee zoet zijn. De overige nesten worden gebruikt als speelnest voor de jongen. Later worden deze ook gebruikt voor het slapen. Winterkoninkjes kunnen twee broedsels per jaar grootbrengen.
Kwetsbaar
Winterkoninkjes zijn standvogels, wat wil zeggen dat ze hier broeden en overwinteren. Hoewel de naam winterkoning suggereert dat ze tegen een stootje kunnen is dat niet het geval. Winters met langdurige vorst en een sneeuwdek decimeren de aantallen flink. In de winter worden onze vogels aangevuld met winterkoninkjes uit de meer noordoostelijk gelegen broedgebieden.
Grote mond
De zang is bijna het hele jaar door te horen. Het is een gevarieerde, explosieve opeenvolging van rollende trillers. De roep is een smakkend tseck. Je staat te kijken van zoveel geluid uit zo’n klein vogeltje.
Klein duimpje
De Latijnse naam Troglodytes troglodytes betekent holbewoner. Winterko-ninkjes hebben nog allerlei bijnamen: klein jantje, duimeling, duimpje en klein duimpje, dit naar aanleiding van het formaat van het vogeltje. En tuinkruipertje, heggenkruipertje en klein muuske slaan op het bewegingsgedrag van het beestje.
Geluksbrenger
Eeuwenlang werd gedacht dat het parmantige winterkoninkje beschikte over magische krachten en beschouwde men het als een geluksbrenger. Wie zo’n geluksvogeltje slecht behandelde werd gestraft: degene die zijn eieren durfde stelen zou het slachtoffer worden van heksen en duivels. De hand waarmee iemand een winterkoninkje vermoord-de zou altijd blijven trillen. De Engelsen zeggen: “Cursed is the man who kills a robin or a wren.” (vervloekt is hij die een roodborst of een winterkoning doodt.)